- afroepen
- {{afroepen}}{{/term}}1 [tot zich roepen] appeler2 [één voor één opnoemen] faire l'appel de3 [afkondigen] annoncer♦voorbeelden:1 hij werd van tafel afgeroepen • il était à table lorsqu'on le demanda
Deens-Russisch woordenboek. 2015.